Onderstaande column is van de hand van Leila Van der Mauten. Leila werkt als producer bij Q-Music en JoeFM. Enkele dagen terug onderging ze een stamceldonatie en redde zo waarschijnlijk een mensenleven. Haar volgen op twitter (@LeilaVDM) is trouwens evenzeer een aanrader, zeker wanneer het Eurovisiesongfestival op tv is: hilariteit alom! Deze blog komt van haar eigen blog ‘Ode aan de banaliteit‘, waar ook part one te lezen is, de blog die ze schreef vóór haar donatie.
Wenst u meer te weten over stamceldonatie of zelf ook doneren en (een) leven(s) redden, dan kan u terecht op deze website: http://www.stamceldonor.be/ .
« STAMCELDONATIE, PART TWO »
I did it! Ik ben er niet vanondergemuisd! Heel eerlijk gezegd, verbaas ik er mezelf mee, maar goed, ik heb het gedaan, en ik ben zò blij dat ik er eindelijk van af ben. De reden waarom ik er hier over schrijf, is niet alleen om het allemaal eens uit mijn systeem te krijgen, of omdat het goed doet om erover te praten, maar ergens ook een beetje omdat je als stamceldonor eigenlijk nooit echt helemaal weet hoe het gaat, tot je het meemaakt. Wat de dokters en verpleegsters mij hadden verteld, kwam wel in de buurt van hoe de procedure gaat, maar er zijn zoveel dingen die je nooit hoort, en die mogen ook eens gezegd worden. Ik ben niet van plan om stamceldonatie te romantiseren, want ik heb niks aan mensen die zich inschrijven en uiteindelijk pissig zijn op mij omdat het erger was dan ik omschreef. Ik ga mijn best doen zo correct en gedetailleerd mogelijk te beschrijven hoe zo’n stamceldonatie gaat, en dat zal je zien: als ik het aankan, kan jij het hoogstwaarschijnlijk ook aan. Ik weet immers van mezelf dat ik een grote bangerik ben met een verschrikkelijk lage pijngrens. Je bent gewaarschuwd.
Na de voorbereidende spuitjes, moest ik me aanmelden in het UZ Jette voor de stamceldonatie. Veel eten, iets drinken, want met een lege maag kan zo’n donatie wel eens héél ongemakkelijk worden. Ik dacht dat ik gewoon kon binnenwandelen, dat er naalden in mijn armen zouden worden gestoken, en dat ik dan moest wachten. Simpel. Voor ik kon beginnen, werd mijn bloed getest: waren er genoeg stamcellen aangemaakt, ben ik gezond, kan ik de ingreep aan,…? Terwijl de verpleegsters dat uitzochten, kreeg ik nog goed anderhalf uur vrij ‘om te ontspannen’. Eum… Liefst had ik gehad dat ik meteen lekgeprikt werd, maar goed. Aftellen tot showtime, en dan mocht ik 6 uur aan de machine.
Liefst drie verpleegsters, één dokter en een vertegenwoordigster van de stamceldonatiemachinefabriek zijn er nodig om zo’n stamceldonatie uit te voeren. Die vertegenwoordigster is nodig omdat de machine nog helemaal nieuw is. Zij begeleidt de verpleegsters tijdens heel de duur van de donatie, en legt hen uit wat de informatie op het scherm betekent, wat de verschillende alarmtonen zijn, en hoe erop gereageerd moet worden,… Best angstaanjagend eigenlijk, omdat iedereen regelmatig samentroepte bij de machine, zo’n beetje zoals in ziekenhuisseries wordt gedaan net voor de patiënt crasht. In elk geval, bij mij was er dus nog zo’n vertegenwoordiger aanwezig, maar na verloop van tijd zou dat niet meer nodig zijn.
En dan was het aan mij. In het bloedtransfusiecentrum kreeg ik een eigen stukje zaal, weg van de mensen die bloed kwamen geven of een dialyse ondergingen, een gemakkelijke zetel en twee armsteunen. Wat nu volgt, mag je als kandidaat-donor gerust vergeten. Ik heb heel lastige aders: heel dun en moeilijk zichtbaar. Het is dus niet alleen moeilijk prikken omwille van de dikte van de ader; eens je dan geprikt hebt, zie je heel moeilijk waar de ader verder loopt. Dat is ook de reden waarom ik geen bloed geef. Ik ben dan al bang voor naalden, dan kan ik al dat gepruts en gepeuter ook wel missen. De verpleegsters hadden me al gewaarschuwd voor de dikke naald waarlangs mijn gefilterde bloed terug in mijn lichaam zou worden gespoten, maar verdorie, toen ik die joekel van een naald in het echt zag, moest ik hard slikken. Gewoonlijk kijk ik ook graag wanneer ik geprikt word, zodat ik me wat kan voorbereiden op de pijn, maar dit keer mocht ik niet. De hoofdverpleegster leidde me af, en fuck, wat was dat nodig. Een korte snijdende pijn in mijn rechterarm, een beetje bloed, en klaar. De linkerarm ging een stuk makkelijker, met een dunne naald in een ader die al wel wat naalden had gezien. Machine aan, kraantjes open en…
HOLY FUCK! Wat begon mijn rechterarm pijn te doen! Het lastige is: als je verkeerd geprikt bent in de ader die moet geven, dan komt er gewoon geen bloed, en is er dus ook geen probleem. Zit je naast de ader waar je bloed aan terug moet geven, dan krijg je een helse pijn. Je bloed wordt immers gewoon recht in je lichaam gespoten, op plaatsen waar helemaal geen bloed hoort te zitten. Ik heb de verpleegsters gewaarschuwd, en ja: de naald zat mis. Nochtans had ik zelf ook gezien dat ze oorspronkelijk wél in mijn ader zaten, maar blijkbaar zei mijn ader:”Fuck this shit!”, en gaf er de brui aan. De naald werd weggehaald, en er kwam discussie over hoe ze het verder zouden aanpakken. Op dat moment was ik doodsbang, en ben ik blij dat mijn lieve lief naast mijn zetel stond om me gerust te stellen. Ik had al amper geslapen, dus kwamen tranen nòg sneller. Ik had nochtans geen pijn meer. Het idee dat er weer zo’n naald in mijn arm zou geduwd worden, maakte me bang. Er was gelukkig een andere oplossing: een dunnere naald in een andere ader, en dan maar wat trager filteren. Prik, kraantjes open, klaar.
Ik heb nog een tijdje nagebeefd en -gehuild. Eens ik begin, kan ik moeilijk stoppen. Het idee dat ik zo’n grote angst had overwonnen, deed meer met mij dan ik dacht. Dat, en ik kon nergens meer heen. Ik lag helemaal kwetsbaar te zijn bij mensen die ik niet kende. Bon. Al mijn bloed moest drie keer door de machine, dus dat zou zo’n zes uur duren. Ik zag mijn bloed door buisjes naar kamertjes stromen, langs centrifuges, en af en toe moest de machine ‘plassen’. Dat wil zeggen dat de stamcellen gecollecteerd worden. De machine filtert telkens genoeg stamcellen om een heel kamertje te vullen, en als het kamertje vol is, wordt de inhoud ervan in een zak gespoten. Blijkbaar heb ik mooie stamcellen. Bij de meeste mensen kleurt de vloeistof waar de stamcellen inzitten nog vrij rood, wat wil zeggen dat er nog veel rode bloedcellen zijn meegekomen. Dat is niet goed, want die rode bloedcellen kunnen amok maken in het lichaam van de patiënt. Bij mij hadden de witte bloedcellen mijn rode bloedcellen weggepest, en dus was mijn stamcelvloeistof licht oranje. Héél mooi, zeiden de verpleegsters, heel zuiver.
En dan maar wachten. Ik heb me zo steendood verveeld. Ik kon me op niets concentreren, omdat ik nog te bang was dat de minste kramp of tinteling iets slechts kon betekenen. Ik mocht ook niet bewegen, en al helemaal niet naar het toilet gaan. Als ik moest plassen, zou ik de bedpan moeten gebruiken, dus heb ik mij gedurende zes uur ingehouden. Kom zeg, ik had mijn angst voor naalden al overwonnen, maar van mijn schaamte blijven ze af. Eigenlijk vond ik dat wachten en stilzitten het ergste. Kramp in de benen, in de armen,… Ik ben dan nog zo iemand die op zulke momenten liever niet klaagt, dus ik heb het minder aangenaam gehad dan nodig was. Af en toe werden mijn armsteunen wat verplaatst, kreeg ik hulp om mijn armen in een andere positie te leggen, ik kreeg een dekentje tegen de kou en een infuus met calcium tegen dat tintelende gevoel wanneer je ledematen slapen. Ik kan niet zeggen dat ik niet in de watten werd gelegd.
Héél de tijd waren er minstens twee verpleegsters bij mij; het grootste deel van de tijd was zelfs de dokter aanwezig. Niet om echt iets te doen, maar gewoon om mee te wachten, wat te keuvelen, mij op m’n gemak te brengen. Daar ben ik wellicht het meest dankbaar voor. Ik heb me op geen enkel moment onveilig of ongemakkelijk gevoeld. De mensen die de donatie begeleidden, waren stuk voor stuk heel vriendelijk, begaan, en zo dankbaar.
Na zes uur filteren en collecteren, was het genoeg geweest. Ik moest ondertussen zo dringend plassen dat ik liefst die naalden eigenhandig uit mijn lijf had gerukt, maar daar had ik de energie niet meer voor. Ik was zo suf dat praten moeite kostte, en heel mijn lichaam leek wel te slapen. Ik kon zelf niet meer drinken, omdat mijn armen helemaal verkrampt waren van het lange stilliggen, en stappen ging een beetje zoals Bambi on ice. Of het lag aan de vermoeidheid of de zwakte: ik kon wel janken van geluk. Ik had nooit gedacht dat ik het zou aankunnen, en iedereen was zo lief en dankbaar dat ik helemaal week werd. De dokter feliciteerde mij, iedereen gaf me schouderklopjes, en van de hoofdverpleegster kreeg ik een boeket bloemen. Wauw.
Ik heb het dus overleefd, en dankzij mij overleeft ergens iemand anders ook. Dat ik dit kon, heb ik lang niet alleen aan mezelf te danken. Alle lieve woorden en steun, alle vrienden en kennissen die zich ook als donor hebben opgegeven, de motiverende berichtjes,… Al die dingen hebben mij geholpen mijn angst opzij te zetten, en er gewoon voor te gaan. En vooral, al heb ik het haar al zo vaak gezegd gisteren in tranen aan de machine en thuis nog zwak van de ingreep, mijn lieve lief Cato. Aan een machine hangen, is één ding; je bange lief urenlang gezelschap houden, troosten en geruststellen, is nog iets heel anders. Ik had het niet gekund zonder haar.
Dus als je twijfelt over stamceldonatie, denk dan maar:”Als zij het kan, kan ik het zeker”.
Average Rating